KERK WORDT THEATER

In 1788 werd de voormalige Jezuïetenkerk verkocht en een jaar later verbouwd tot theater. Het exterieur werd grondig aangepakt: de kerktoren werd afgebroken, de vensters werden dichtgemetseld en het IHS-monogram (het ‘logo’ van de Jezuïeten) uit de gevel verwijderd. De barokke beelden werden uit de nissen verwijderd en het crucifix uit het fronton gehaald. De Maastrichtse clerus moest dit alles knarsetandend aanzien! De grootste ingrepen waren de verplaatsing van de ingang van west naar oost en de plaatsing van een verdiepingsvloer in het schip van de kerk.

Mathias Soiron was de architect die de kerk verbouwde in 1789. Vier jaar later werd de schouwburg deels in gebruik genomen door de Hoofdwacht en nadat de Fransen op 4 november 1794 de stad hadden ingenomen, werd het gebouw tot magazijnruimte voor het leger bestemd, maar gingen tot tevredenheid van de garnizoensofficieren de voorstellingen door in de Redoute. Het gehavende theater werd in allerijl opgeknapt in 1803 omdat Napoleon tijdens zijn driedaagse verblijf in de stad enige manifestaties in het theater zou bijwonen. Toen de Napoleontische troepen zich na de slag bij Leipzig in 1813 terugtrokken, werd het theater ingericht als ziekenhuis voor gewonde soldaten. Opnieuw moest het gehavende theater in 1814 worden opgeknapt en opnieuw verbleven militairen in het theater tussen 1830 en 1833 na de Belgische Opstand.

De schouwburg was anno 1877 een goudomrande brandstapel… versleten meubilair, hopeloos verouderd interieur en talrijke andere gebreken als gevolg van slecht onderhoud. Het theater werd verbouwd en het publiek kon zich bij de opening op 11 november 1879 vergapen aan het weelderige neo-barokke interieur van het theater, dat sedertdien bekend staat als de Bonbonnière. De verbouwing werd voor 175.000 gulden uitgevoerd naar ontwerpen van de Luikse architect Julien Etienne Remond en stadsarchitect Brender a Brandis. Bij de feestelijke opening op 11 november 1879 kon het publiek zich vergapen aan de luxe van al het rode pluche van de zetels. Pas in 1912 en 1921 werden moderne voorzieningen als elektriciteit en centrale verwarming aangelegd. Enkele jaren later in 1927 en 1928 werd het gebouw weer aangepakt: in die jaren werd de theaterzaal aan de eisen van de tijd aangepast.

In de jaren 1950 stond alweer een verbouwing op stapel, waarvan de kosten zo schreeuwend uit de hand liepen dat het project een enorm schandaal veroorzaakte, maar… op 13 september 1959 werd het theater heropend en kon het publiek met eigen ogen zien hoe de technische outillage was gemoderniseerd, er een achttien meter hoge toneeltoren was gebouwd, waardoor het aanzien van de originele gevel teloorging. De Bonbonnière bood voortaan plaats aan 850 bezoekers. In de jaren 1970 werd de lelijke entree verbouwd en het voorgebouw verrijkt met een lift en een modern trappenhuis met een fraaie expositieruimte op het bordes. Naast de entree is een bronzen wandreliëf van beeldend kunstenaar Desiree Tonnaer te zien: Maskerade (1996). Er kwamen goede kleedkamers, een artiestenfoyer en een fatsoenlijke laad- en los installatie en ook het interieur van de grote zaal werd onder handen genomen. Dat had consequenties voor het aantal plaatsen: dat werd gereduceerd tot 565, maar… met fatsoenlijk zicht op het toneel.

Ondanks de talrijke verbouwingen aan exterieur en interieur mocht de Bonbonnière zich altijd verheugen in de warme belangstelling van de Maastrichtenaren. Betrof deze interesse niet de turbulente financiële escapades om het gebouw intact te houden en de talloze financiële injecties, die nodig waren om het voortbestaan van de schouwburg te garanderen, dan betrof ze wel het Maastrichtse theaterleven zelf, het peil van de artiesten, het repertoire of de onvermijdelijke schandaaltjes rond het publiek op en voor de Bühne, die de geschiedenis van de stadsschouwburg smakelijk maken als een praline uit een fraai vergulde Bonbonnière.

© Jac van den Boogard, 2025

Sponsoren